Imitatiegeld

 

Alles wat maar enige gelijkenis heeft met munten of bankbiljetten valt onder deze catagorie. Voorbeelden zijn testbiljetten, reclamegeld, toneelgeld, carnavalsbiljetten, speelgoedgeld enz. De Europese Bank (en dus Nederlandse Bank) heeft voorwaarden opgesteld opdat deze biljetten en munten voldoende afwijkend zijn van echte geld biljetten en dus niet voor verwarring in de markt kunnen zorgen. Ook items waarop een munt of bankbiljet staat afgebeeld vallen onder imitatiegeld. Voorbeelden hiervan zijn spaarpotten, vingerhoedjes, pennen, muispads, notitieblokjes enz. 

FLORIJN 75:

 In 1975 werd, als onderdeel van de festiviteiten ter viering van het 700 jarig bestaan van de stad, in Amsterdam een numismatisch interessant evenement georganiseerd: Florijn 75.
Door de Gemeentegiro Amsterdam werd in het Amstelpark aan de Europaboulevard een tentoonstelling ingericht, waarbij alles werd belicht wat met geld te maken had: het verleden, heden en de toekomst..

reclame folder Florijn 75

 

  Op 1 mei werd de tentoonstelling geopend door ’s rijksmuntmeester dr. ir. M. van den Brandhof, die zijn muntmeesterteken “haan” tekende op een imitatiegulden van 1 meter doorsnede. Deze gulden droeg het jaartal 1971. 
Het aantal onderwerpen van deze tentoonstelling, die duurde t/m 31 juli, was wellicht nog groter en uitgebreider dan de opzet van het latere Geldmuseum te Utrecht. Primitief geld, oorlogsgeld, de oudheid, Engeland en het decimaal stelsel, oosters geld, middeleeuwen en daarna Nederland op buitenlands geld, tokens, geld in Nederland, papiergeld, waar is geld van gemaakt, assignaten, cheques, Nieuwjaarspenningen, geld van kleine landen, bijzondere effecten, gevoelens op geld, vreemde valuta, guldens, ’s rijksmunt, 700 jaar stad, Joh.Enschede&Zn, vervalsingen, de giro, drukfouten, spaarpotten en de toekomst. 
De toekomst kwam met vooral tot uiting in de demonstratie van geautomatiseerde verwerking van munten en bankbiljetten door verschillende leveranciers van geldverwerkende apparaten. 

Anno 2021 leven we in al geruime tijd in die toekomst, welke op de Florijn 75 was voorspeld. Hoe kijken we daar nu, vanuit een numismatisch oogpunt, op terug? 
Voor de numismaat is naast het verzamelobject, munt, penning of bankbiljet, ook het hoe en waarom van groot belang. Deze informatie is minimaal 50% van de verzamelwaarde en zeker 95% van de tijdsbesteding die de numismaat beschikbaar heeft. 
Kijkend naar de onderwerpen van de Florijn 75 dan is deze tentoonstelling erg interessant geweest voor de numismaat. Elke numismaat, evenals niet numismatische landgenoten, hebben het entreegeld van 1 gulden plus de reiskosten er waarschijnlijk wel voor over gehad om deze unieke tentoonstelling in 1975 te bezoeken. Opmerkelijk is het echter wel dat van alle op de tentoonstelling te verkrijgen numismatische objecten er slechts één, de token van de Florijn 75, regelmatig opduikt in verzamelingen. De andere onbekende objecten van die tentoonstelling, evenals informatie, kom je zelden tegen.

Numismatische gegevens komen pas naar boven door bij elk detail jezelf de vraag te stellen: waarom? Immers met elk detail heeft de ontwerper of organisator een doel voor ogen gehad. 
Een voorbeeld: De tentoonstelling werd gehouden in 1975. De grote imitatie gulden bij de opening, welke werd gezien door elke bezoeker en prominent in zicht kwam op elke persfoto, had het jaartal 1971. Waarom? 
Nu, bijna 50 jaar later is het gissen. Zou geschiedschrijven alleen worden gedaan op basis van harde feiten, dan zouden de meeste geschiedenisboekjes waarschijnlijk wel erg dun geworden zijn. Het archiefonderzoek naar de organisatie achter Florijn 75, de Gemeentegiro Amsterdam in deze, loopt meteen klem. De Gemeentegiro is in 1979 overgegaan in de Postbank, welke kort daarvoor was ontstaan uit een fusie tussen de Postgiro en Rijkspostspaarbank. In 1986 werd het Postbank NV en ging in 2009 over in de ING Bank. Door de vele fusies en reorganisaties is het waarom van dit jaartal verschil niet meer boven water te krijgen.

Het eerste numismatische object is de messing token, Het Amsterdammertje, die tijdens de tentoonstelling kon worden geslagen. 

  Er was een 19e-eeuwse muntpers aanwezig waarmee het, speciaal voor de tentoonstelling ontworpen, Amsterdammertje werd geslagen. Door een druk op de knop kon de bezoeker de pers in werking stellen om een penning te slaan. Voor 1 gulden kreeg men twee tokens in een speciaal papieren envelopje. 
Voorzijde: 1 AMSTERDAMMERTJE, afbeelding van het bekende anti parkeerpaaltje en de data van de tentoonstelling. 
Achterzijde: het beeldmerk van de gemeentegiro Amsterdam. 
De token als zodanig is één van de eerste gelegenheidspenningen die als souvenir in grote aantallen is geslagen. (Zie souvenir penningen). Het Amsterdammertje staat beschreven in de Kreuk/Mevius catalogus voor gelegenheidspenningen. Tot op heden gebeurt het dikwijls dat de verzamelaar en handel de verpakking verwijdert om het object in een munthouder op te bergen. De verpakking bevat meestal belangrijke informatie, u weet wel 50% van de verzamelwaarde. Hierdoor kom je het Amsterdammertje dus vaak als losse penning tegen. Het originele numismatische object van Florijn 75 bestaat echter uit twee identieke Amsterdammertjes plus een show envelopje. 
Niet vermeld in Kreuk/Mevius is de zilveren variant. Wellicht, als zo vaak bij gelegenheidspenningen, in zeer beperkte oplage geslagen voor hoogwaardigheidsbekleders of genodigden tijdens de opening. Het zilveren exemplaar zit in een blauw plastic sieradendoosje met een fluwelen binnenzijde waarin een uitsparing voor deze token. Waar de bronzen penning een gewicht heeft van 3,6 gram, heeft het zilveren exemplaar een gewicht van 4,4 gram. Beide met een dikte van 1,56 mm en een doorsnede van 20 mm.

De volgende numismatische objecten betreft imitatiebankbiljetten welke werden gebruikt voor de demonstratie van de geldverwerkende apparaten. Deze zogenaamde ATM machines (Automated Teller Machines) waren een Engelse uitvinding gemaakt door de automaten afdeling van De La Rue. De eerste gelduitgifte automaat was geplaatst bij de Barclays bank te Londen in 1967 (zie testgeld).

Tijdens de Florijn 75 was de gelduitgifteautomaat de primeur voor het vaste land van Europa. Voor het eerst kon de consument kennismaken met een automaat waar men zelfstandig geld uit kon halen. Het apparaat werd geïntroduceerd door het bedrijf NCR. De mededeling aan de pers was als volgt: “Wij verwachten dat deze apparatuur binnen enkele jaren op grote schaal zal worden gebruikt op plaatsen als stationshallen, winkelcentra en pompstations. Met de automaat kunnen alle geldhandelingen – zoals stortingen, opnamen, overboekingen etc. worden afgehandeld. Tijdens de bediening van de apparatuur wordt de rekeninghouder voortdurend door teksten geïnformeerd over de te verrichten handelingen, zodat het gebruik van de automaat voor niemand een probleem behoeft te zijn.Daar was hij dan, de toekomstvoorspelling! 
In 1976 is daadwerkelijk het eerste apparaat geplaatst bij de Gemeentegiro te Amsterdam. Met een soort cheque kaart (girokaart) kon geld worden opgenomen. De eerste apparaten waren nog niet gekoppeld aan een computersysteem. Pas in 1985 wordt de eerste giropas met magneetstrip en pinnummer geïntroduceerd. De Giromaat was alleen toegankelijk voor rekeninghouders van de Gemeentegiro. Enkele jaren later volgden de andere commerciële banken in Nederland en de rest van de wereld. Het zou nog vele jaren duren alvorens we met elke bank of giropas bij elke willekeurige (post)bank geld konden pinnen. De flappentap, voor ons gevoel al eeuwen ingeburgerd, is slechts een dikke 30 jaar in gebruik.

Om een apparaat goed te demonstreren of het functioneren te testen zijn minimaal duizend biljetten nodig. Dit gebeurde uit veiligheidsoverwegingen niet met echt geld. Hiervoor werden imitatiebankbiljetten gedrukt. Een nieuwe numismatische categorie was geboren: Testbiljetten. In de jaren die volgen blijkt de gelduitgifte automaat een groot succes. Het bespaart de banken veel geld, de consument veel tijd en als groot voordeel er kan 24 uur per dag, zeven dagen per week geld worden gehaald.

Al snel stort elke firma die maar iets te maken heeft met geld zich op de productie van geldautomaten.  De echte bankbiljetten worden steeds meer beveiligd tegen valsmunterij, de gelduitgifteautomaten moeten dus steeds ingenieuzer qua beveiliging worden gemaakt en moeten ook de testbiljetten steeds meer de specificatie eisen van overeenkomstige bankbiljetten overnemen. Pas eind jaren negentig komt de apparatenmarkt tot rust, fuseren veel fabrikanten en blijven alleen grote bekende firma’s over. Hoewel deze markt uit veiligheidsredenen zeer gesloten is, zijn er wereldwijd meer dan 3000 typen testbiljetten bekent en komen er nog steeds nieuwe bij. Florijn 75 was dus een voorloper op dit gebied. De tijdens de tentoonstelling gebruikte imitatiebiljetten zijn waarschijnlijk europees gezien de eerste typen test-  en demonstratiebiljetten.

Naast NCR was Holland Systema aanwezig met geldtelmachines. Ook Holland systema zou in latere jaren geldautomaten gaan verhandelen en meerdere series testgeld in besloten roulatie brengen.

Is de toekomstvoorspelling van NCR, waar de Geemeentegiro als eerste in geloofde, uitgekomen?
Grotendeels!  De gelduitgifte apparaten zijn niet meer weg te denken uit de huidige maatschappij. Op de meest uiteenlopende plaatsen zijn deze ingebouwd in de muur of als losstaande automaat aanwezig. Het verrichten van overschrijvingen is niet via de geldautomaten gaan lopen, maar is pas vele jaren later op gang gekomen nadat de PC algemeen goed werd en het internet zijn intrede had gedaan. Het heeft ook tot enkele jaren geleden geduurd tot het voor consumenten mogelijk werd om zelfstandig geld te storten via de automaat en nog steeds is dit beperkt  tot besloten ruimten. Het risico op fraude, dus het consumentenvertrouwen, blijft als rode draad door deze automatisering lopen. Het  zonder toezicht inleveren van vals geld biljetten en de techniek voor de automatische controle van de bankbiljetten door de geldautomaten blijft een groot risico. De wedloop tussen de valsemunters en de beveiliging van de bankbiljetten zal voortduren. Dit is echter een ander facet van de hedendaagse numismatiek.

Literatuur:

  • De Kreuk/Mevius: Ned. Herdenkings- en Gelegenheidspenningen van Steden 1935-1989
  • Reformatorisch dagblad, pagina 4, uitgave 2 mei 1975
  • Reclame folder Gemeentegiro Amsterdam, uitgave FLORIJN 75

TESTGELD

Historie:
De ATM machines (Automated Teller Machines) zijn een Engelse uitvinding gemaakt door de automaten afdeling van De La Rue. De eerste gelduitgifte automaat was geplaatst bij de Barclays bank te Londen in 1967.

Tijdens de Florijn 75 (zie florijn 75) te Amsterdam in 1975 was de gelduitgifteautomaat de primeur voor het vaste land van Europa. Voor het eerst kon de consument kennismaken met een automaat waar men zelfstandig geld uit kon halen. Het apparaat werd geïntroduceerd door NCR. De mededeling aan de pers was als volgt: “Wij verwachten dat deze apparatuur binnen enkele jaren op grote schaal zal worden gebruikt  op plaatsen als stationshallen, winkelcentra en pompstations. Met de automaat kunnen alle geldhandelingen – zoals stortingen, opnamen, overboekingen etc. worden afgehandeld. Tijdens de bediening van de apparatuur wordt de rekeninghouder voortdurend door teksten geinformeerd over de te verrichten handelingen, zodat het gebruik van de automaat voor niemand een probleem behoeft te zijn.“  Daar was hij dan, de toekomstvoorspelling!

In 1976 is daadwerkelijk het eerste apparaat geplaatst bij de Gemeentegiro te Amsterdam. Met een soort cheque kaart (girokaart) kon geld worden opgenomen. De eerste apparaten waren nog niet gekoppeld aan een computersysteem. Pas in 1985 wordt de eerste giropas met magneetstrip en pinnummer geïntroduceerd. De Giromaat was alleen toegankelijk voor rekeninghouders van de Gemeentegiro. Enkele jaren later volgden de andere commerciële banken in Nederland en de rest van de wereld. Het zou nog vele jaren duren alvorens we met elke bank of giropas bij elke willekeurige (post)bank geld konden pinnen. De flappentap, voor ons gevoel al eeuwen ingeburgerd, is slechts een dikke 30 jaar oud.

Om een apparaat goed te demonstreren of het functioneren te testen zijn minimaal duizend biljetten nodig. Dit gebeurde uit veiligheidsoverwegingen niet met echt geld. Hiervoor werden imitatiebankbiljetten gedrukt. Een nieuwe numismatische categorie was geboren: Testbiljetten. In de jaren die volgen blijkt de gelduitgifte automaat een groot succes. Het bespaart de banken veel geld, de consument veel tijd en als groot voordeel er kan 24 uur per dag , zeven dagen per week geld worden gehaald.

Al snel stort elke firma die maar iets te maken heeft met geld zich op de productie van geldautomaten.  De echte bankbiljetten worden steeds meer beveiligd tegen valsmunterij, de gelduitgifteautomaten moeten dus steeds ingenieuzer qua beveiliging worden gemaakt en moeten ook de testbiljetten steeds meer de specificatie eisen van overeenkomstige bankbiljetten overnemen. Pas eind jaren negentig komt de apparatenmarkt tot rust, fuseren veel fabrikanten en blijven alleen grote bekende firma’s over. Hoewel deze markt uit veiligheidsredenen zeer gesloten is, zijn er wereldwijd meer dan 3000 typen testbiljetten bekent en komen er nog steeds nieuwe bij.

Florijn 75 was dus een voorloper op dit gebied. De tijdens de tentoonstelling gebruikte imitatiebiljetten zijn waarschijnlijk europees gezien de eerste typen test-  en demonstratiebiljetten. 

Gebruik:
Producenten van geldverwerkende automaten maar ook bankinstellingen maken dus imitatiegeld voor  intern gebruik omdat er, al na gelang het doel, geregeld grote hoeveelheden geld moeten worden gebruikt waarbij het risico van verlies aanwezig is. Dit imitatiegeld wordt gebruikt voor verschillende subdoelen echter genoemd naar het hoofddoel: Testgeld.

Er zijn drie subdoelen te onderscheiden:
1) Testen en kalibreren van geldverwerkende apparaten door fabrikanten en gebruikers.
2) Demonstreren van geldverwerkende apparaten door fabrikanten.
3) Opleiding van medewerkers in de financiële sector.

Over het algemeen worden voor deze drie doelen dezelfde biljetten gebruikt.

Een kenmerk van testgeld is dat deze biljetten altijd in een serie van oplopende waarden worden gedrukt.  Verder komen vaak de maat  en de hoofdkleur van het testbiljet overeen met het overeenkomstige gangbare bankbiljet. De seriegrootte kan echter variëren indien het imitatiegeld gemaakt is voor één van deze specifieke subdoelen.

 

Maten:
Een belangrijk kenmerk van bankbiljetten is de maat. Doormiddel van een muntwet waren in Nederland de maten van de bankbiljetten vastgelegd. Tevens waren er in Europa, voor invoering van de Euro, afspraken gemaakt met betrekking tot de maat van alle typen bankbiljetten welke gangbaar waren in de Europese landen. Hierdoor waren er binnen Europa geen verschillende bankbiljetten in omloop van dezelfde maat.
De officiële  tolerantie op de maat  is vrij ruim, +/- 1 mm. De hedendaagse productie mogelijkheden hebben echter tot gevolg dat de euro bankbiljetten vrijwel altijd dezelfde maat hebben in het midden van de specificatie.
Indien testbiljetten zijn gemaakt in opdracht van een financiële instelling, dan zijn de maten altijd overeenkomstig de bankbiljetten van het land waarin ze gebruikt worden. Zijn de testbiljetten gemaakt door een producent van of handelaar in geldverwerkende automaten dan kunnen de maten van de serie testbiljetten overeenkomen met de maten van de bankbiljetten in het land van gebruik echter is dit niet noodzakelijk. De geldverwerkende apparaten kunnen worden afgesteld en gecontroleerd op elke maat, van de minimale tot maximale maat voorkomend bij bankbiljetten gebruikt waar dan ook in de wereld. Dit is niet belangrijk voor de kalibratie van gelduitgifte automaten (ATM = Automatic Teller Machine) omdat de waarde van het biljet wordt gegeven door de geldcassette die is ingevoerd in de ATM

Afbeelding en ontwerp:
Het beeld van het drukwerk heeft vaak de kenmerken van het beeld van een bankbiljet. Er is een waarde vernoemd, een afbeelding en tekst. Er zijn Testbiljetten die zijn éénzijdig bedrukt, met gelijke voor- als keerzijde of  met een verschillende voor- en keerzijde.

Indien de serie was / is gedrukt voor een specifiek land, dan komen de maat, de hoofdkleur en het vermelde getal overeen met de gangbare bankbiljetten van dat land. Als de serie voor algemeen europees gebruik was dan zijn de getallen, indien vermeld, fictief en alleen, samen met een maatverschil, ter onderscheid van de verschillende denominaties. Na invoering van de euro werden uiteraard de waarden van de eurobankbiljetten genomen.

De afbeelding is hetzij een fantasie voorstelling, hetzij een bedrijfslogo van de uitgever. Het komt ook  voor dat er slechts één ontwerp wordt gebruikt, zonder waarde aanduiding, die op verschillende maten is gesneden.

Indien als afbeelding een exacte kopie wordt gebruikt van het overeenkomstige bankbiljet dan moet worden voldaan aan de regels die zijn opgesteld door De Nederlandse Bank welke het auteursrecht heeft op de afbeeldingen van bankbiljetten.

In dit geval moet de afbeelding zijn verkleind, eenzijdig gebruikt en een afwijkende kleur hebben. Hier is in de aanloop naar de euro vaak niet aan voldaan. In tegenstelling tot de Nederlandse bankbiljetten, waar bij introductie van een nieuw bankbiljet slechts enkele weken voordien de afbeelding werd bekendgemaakt, is in 1998 reeds de afbeelding bekend gemaakt van de euro. Omdat dit nog niet officieel was en niet alle uiteindelijke details van de euro’s werden vermeld zijn er sterk gelijkende afbeeldingen van de uiteindelijke biljetten gebruikt. Afbeeldingen die na introductie van de euro in 2001 zeker verboden zouden zijn geweest.

 

Materiaal:
Testbiljetten zijn altijd van papier. Er zijn echter twee belangrijke verschillen welke van belang zijn voor de automatische verwerking van bankbiljetten.

  1. a) Indien de testbiljetten worden gebruikt op een machine welke is gebaseerd op de z.g. frictie methoden dan is geen speciaal papier nodig en zijn de biljetten gemaakt van normaal 80 grams papier. Bij de frictie methode wordt met behulp van mechanisch aangedreven wieltjes telkens één biljet afgeschoven en verder getransporteerd. De biljetten kunnen zijn vervaardigd bij elke normale drukkerij.
  2. b) Moeten de biljetten echter gebruikt worden op een machine die gebruikt maakt van een vacuüm systeem dan moet er een papier soort worden gebruikt met een hoge dichtheid (hoog zetmeel gehalte). Bij het vacuüm systeem worden biljetten individueel opgepakt met zuignapjes. Indien het papier te open is worden er gelijktijdig twee of meer biljetten opgepakt omdat het vacuüm door het papier heen zuigt. Het benodigde papier wordt over het algemeen alleen gebruikt voor waarde papieren zoals bankbiljetten. De benodigde testbiljetten worden al dus gemaakt bij een producent van waarde papier. Deze testbiljetten lichten in zijn geheel blauw/paars op of hebben oplichtende vezels indien ze onder een ultraviolette lamp worden gehouden.

Apparatuur:
Binnen de geldverwerkende industrie worden tegenwoordig vier belangrijke apparaten gebruikt voor de automatisering van de bankbiljetten stroom.

  1. a) De telmachine. Dit apparaat wordt alleen gebruikt voor het tellen van een stapel biljetten waarbij alle biljetten een overeenkomstige maat cq waarde dienen te hebben. De telmachines werken op basis van het frictie systeem.
  2. b) De dispenser. Dit apparaat is in staat om, na opvragen via een numeriek toetsenbord of PC, verschillende denominaties in de gevraagde hoeveelheid uit te werpen. Dispensers zijn ingebouwd in b.v. geld uitgiftemachines, waarbij de consument een actieve bedieningsrol moet spelen (“flappentapper”) of in geld uitgiftemachines welke worden bediend door de balie medewerker. Deze apparaten werken hetzij met de vacuüm methode hetzij met de frictie methode, waarbij de frictie methode momenteel de overhand gaat voeren.
  3. c) De teller cash recycler. Dit apparaat kan zowel functioneren als dispenser om bankbiljetten uit te geven alsook bankbiljetten innemen. De biljetten worden in het apparaat per denominaties op een trommel gerold. Het laatste biljet wat is ingenomen wordt als eerste weer uitgegeven. Deze apparaten zijn ook in staat om ingenomen biljetten op echtheid te controleren en indien vals direct weer te retourneren zonder verdere verwerking. De elektronica zorgt voor de financiële boekhouding. Het grote voordeel van de cash recycler is de kleinere benodigde hoeveelheid aan bankbiljetten in het cashsysteem.

Een apparaat waarin bovenstaande technieken zijn gecombineerd. Het apparaat kan innemen, tellen, controleren en goede, beschadigde of valse bankbiljetten scheiden en bundelen voor hergebruik of vernietiging.

SENATOR BANKSPEL

In 1960 werd door de firma Mignot en de Block NV, een sigaren fabrikant uit Eindhoven, het Senator Bankspel op de markt gebracht. Senator is een merknaam van sigaren. Het spel kon worden gekocht in de sigarenwinkels.
Het spel bevat naast een speelbord en vijf pionnen, dobbelsteen, 22 eigendomsbewijzen, spelregels (in de deksel),  4 omrekentabellen, één serie imitatie bankbiljetjes en vier series noodgeld.
Samen met een “bankhouder” kan het spel dus gespeeld worden door 2-6 personen.
De noodbiljetjes konden worden vervangen door bankbiljetjes waarvan er één was toegevoegd als garantiebewijs in elke doos Senator sigaren.
Het spelbord bevat 29 vakken verdeeld over 11 landen. Alleen de biljetjes welke zijn vermeld op de omrekentabel zijn toegevoegd aan het spel. De bankbiljetjes van Jugoslavie (nr.28), Griekenland (nr.22,23,24), Nederland 2,5 (nr.29) en Zwitserland 1000 (nr.49) doen niet mee voor het spel en zijn dus ook niet als noodbiljet aanwezig.
Spelverloop: Door het gooien met een dobbelsteen worden de vakken doorlopen. Op een vak kan het overeenkomstige eigendomsbewijs worden gekocht. Kom je op een eigendomsbewijs van een tegenspeler dan moet je huur betalen. Betaald wordt met bankbiljetten van het land waartoe het vak behoord of met ander geld wat kan worden berekend d.m.v. de omrekentabel. Is het geld op dan stopt de speler. Degene die het langste geld heeft is de winnaar.
Direct na de introductie van het spel kwam De Nederlandse Bank in actie. Het spel werd verboden i.v.m. de auteursrechten op de afbeeldingen van de Nederlandse bankbiljetten. Mignot is nog enige tijd doorgegaan met de buitenlandse bankbiljetten voorzien van het woord “Garantie” over de voorzijde van de biljetten. Op deze biljetjes werd ook de achterzijde voorzien van de uitleg voor een Senator Patience spel. In totaal zijn vijf verschillende spelletjes genoemd.
Mignot heeft slechts drie maanden het spel in de verkoop gehad. Er waren echter over deze periode wel al veel biljetten toegevoegd aan de dozen sigaren.
Ter ondersteuning van de verkoop van het bankspel was er een poster waarop alle bankbiljetjes op ware grootte waren afgebeeld en een wisselgeld schaaltje voor op de toonbank waarop enkele biljetjes waren afgebeeld.

In totaal zijn er zes series te onderscheiden. Een zevende variant met blanco achterkant is geen officiële serie echter biljetjes welke uit de poster zijn geknipt!

Connecten

Direct contact

10 + 10 =

Ga naar de inhoud